Neerlandés

Sinónimos detallados de bestuur en neerlandés

bestuur:

bestuur [het ~] sustantivo

  1. het bestuur
    het bestuur; de leiding; de directie; het beheer
  2. het bestuur
    het management; het bestuur; de politiek
  3. het bestuur
    – het geven van leiding 1
    het bestuur
    – het geven van leiding 1
    • bestuur [het ~] sustantivo
      • het bestuur van dit land is niet geregeld1
  4. het bestuur
    – wie zegt wat er moet gebeuren 1
    het bestuur; de leiding
    – wie zegt wat er moet gebeuren 1
    • bestuur [het ~] sustantivo
      • het bestuur van de school nam een beslissing1
    • leiding [de ~ (v)] sustantivo
      • de leiding van deze ploeg heeft een fout gemaakt1

Sinónimos alternativos de "bestuur":


Definiciones relacionadas de "bestuur":

  1. het geven van leiding1
    • het bestuur van dit land is niet geregeld1
  2. wie zegt wat er moet gebeuren1
    • het bestuur van de school nam een beslissing1

besturen:

besturen [het ~] sustantivo

  1. het besturen
    het besturen; regeren
  2. het besturen
    leidinggeven; het besturen

besturen verbo (bestuur, bestuurt, bestuurde, bestuurden, bestuurd)

  1. besturen
    beheren; besturen; administreren
    • beheren verbo (beheer, beheert, beheerde, beheerden, beheerd)
    • besturen verbo (bestuur, bestuurt, bestuurde, bestuurden, bestuurd)
    • administreren verbo (administreer, administreert, administreerde, administreerden, geadministreerd)
  2. besturen
    leiden; besturen; aanvoeren; voorzitten; leiding geven; managen
    • leiden verbo (leid, leidt, leidde, leidden, geleid)
    • besturen verbo (bestuur, bestuurt, bestuurde, bestuurden, bestuurd)
    • aanvoeren verbo (voer aan, voert aan, voerde aan, voerden aan, aangevoerd)
    • voorzitten verbo (zit voor, zat voor, zaten voor, voorgezeten)
    • managen verbo (manage, managed, managde, managden, gemanaged)
  3. besturen
    – er leiding aan geven 1
    besturen
    – er leiding aan geven 1
    • besturen verbo (bestuur, bestuurt, bestuurde, bestuurden, bestuurd)
      • welke mensen besturen deze school?1
  4. besturen
    – ervoor zorgen dat het in de juiste richting gaat 1
    besturen
    – ervoor zorgen dat het in de juiste richting gaat 1
    • besturen verbo (bestuur, bestuurt, bestuurde, bestuurden, bestuurd)
      • de chauffeur bestuurt de bus1

Conjugaciones de besturen:

o.t.t.
  1. bestuur
  2. bestuurt
  3. bestuurt
  4. besturen
  5. besturen
  6. besturen
o.v.t.
  1. bestuurde
  2. bestuurde
  3. bestuurde
  4. bestuurden
  5. bestuurden
  6. bestuurden
v.t.t.
  1. heb bestuurd
  2. hebt bestuurd
  3. heeft bestuurd
  4. hebben bestuurd
  5. hebben bestuurd
  6. hebben bestuurd
v.v.t.
  1. had bestuurd
  2. had bestuurd
  3. had bestuurd
  4. hadden bestuurd
  5. hadden bestuurd
  6. hadden bestuurd
o.t.t.t.
  1. zal besturen
  2. zult besturen
  3. zal besturen
  4. zullen besturen
  5. zullen besturen
  6. zullen besturen
o.v.t.t.
  1. zou besturen
  2. zou besturen
  3. zou besturen
  4. zouden besturen
  5. zouden besturen
  6. zouden besturen
diversen
  1. bestuur!
  2. bestuurt!
  3. bestuurd
  4. besturend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Definiciones relacionadas de "besturen":

  1. er leiding aan geven1
    • welke mensen besturen deze school?1
  2. ervoor zorgen dat het in de juiste richting gaat1
    • de chauffeur bestuurt de bus1

Sinónimos relacionados de bestuur