Resumen
Sinónimos en neerlandés:   más información...
  1. bewandelen:


Neerlandés

Sinónimos detallados de bewandelen en neerlandés

bewandelen:

bewandelen verbo (bewandel, bewandelt, bewandelde, bewandelden, bewandeld)

  1. bewandelen
    betreden; te voet afleggen; bewandelen; belopen
    • betreden verbo (betreed, betreedt, betrad, betraden, betreden)
    • bewandelen verbo (bewandel, bewandelt, bewandelde, bewandelden, bewandeld)
    • belopen verbo (beloop, beloopt, beliep, beliepen, beloopt)

Conjugaciones de bewandelen:

o.t.t.
  1. bewandel
  2. bewandelt
  3. bewandelt
  4. bewandelen
  5. bewandelen
  6. bewandelen
o.v.t.
  1. bewandelde
  2. bewandelde
  3. bewandelde
  4. bewandelden
  5. bewandelden
  6. bewandelden
v.t.t.
  1. heb bewandeld
  2. hebt bewandeld
  3. heeft bewandeld
  4. hebben bewandeld
  5. hebben bewandeld
  6. hebben bewandeld
v.v.t.
  1. had bewandeld
  2. had bewandeld
  3. had bewandeld
  4. hadden bewandeld
  5. hadden bewandeld
  6. hadden bewandeld
o.t.t.t.
  1. zal bewandelen
  2. zult bewandelen
  3. zal bewandelen
  4. zullen bewandelen
  5. zullen bewandelen
  6. zullen bewandelen
o.v.t.t.
  1. zou bewandelen
  2. zou bewandelen
  3. zou bewandelen
  4. zouden bewandelen
  5. zouden bewandelen
  6. zouden bewandelen
diversen
  1. bewandel!
  2. bewandelt!
  3. bewandeld
  4. bewandelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze