Neerlandés
Sinónimos detallados de bewerken en neerlandés
bewerken:
-
bewerken
-
bewerken
-
bewerken
Conjugaciones de bewerken:
o.t.t.
- bewerk
- bewerkt
- bewerkt
- bewerken
- bewerken
- bewerken
o.v.t.
- bewerkte
- bewerkte
- bewerkte
- bewerkten
- bewerkten
- bewerkten
v.t.t.
- heb bewerkt
- hebt bewerkt
- heeft bewerkt
- hebben bewerkt
- hebben bewerkt
- hebben bewerkt
v.v.t.
- had bewerkt
- had bewerkt
- had bewerkt
- hadden bewerkt
- hadden bewerkt
- hadden bewerkt
o.t.t.t.
- zal bewerken
- zult bewerken
- zal bewerken
- zullen bewerken
- zullen bewerken
- zullen bewerken
o.v.t.t.
- zou bewerken
- zou bewerken
- zou bewerken
- zouden bewerken
- zouden bewerken
- zouden bewerken
diversen
- bewerk!
- bewerkt!
- bewerkt
- bewerkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze