Resumen
Sinónimos en neerlandés:   más información...
  1. bezondigen:


Neerlandés

Sinónimos detallados de bezondigen en neerlandés

bezondigen:

bezondigen verbo (bezondig, bezondigt, bezondigde, bezondigden, bezondigd)

  1. bezondigen
    bezondigen
    • bezondigen verbo (bezondig, bezondigt, bezondigde, bezondigden, bezondigd)
  2. bezondigen
    – iets doen wat eigenlijk niet mag 1
    bezondigen
    – iets doen wat eigenlijk niet mag 1
    • bezondigen verbo (bezondig, bezondigt, bezondigde, bezondigden, bezondigd)
      • af en toe bezondig ik me aan een lekker gebakje1

Conjugaciones de bezondigen:

o.t.t.
  1. bezondig
  2. bezondigt
  3. bezondigt
  4. bezondigen
  5. bezondigen
  6. bezondigen
o.v.t.
  1. bezondigde
  2. bezondigde
  3. bezondigde
  4. bezondigden
  5. bezondigden
  6. bezondigden
v.t.t.
  1. heb bezondigd
  2. hebt bezondigd
  3. heeft bezondigd
  4. hebben bezondigd
  5. hebben bezondigd
  6. hebben bezondigd
v.v.t.
  1. had bezondigd
  2. had bezondigd
  3. had bezondigd
  4. hadden bezondigd
  5. hadden bezondigd
  6. hadden bezondigd
o.t.t.t.
  1. zal bezondigen
  2. zult bezondigen
  3. zal bezondigen
  4. zullen bezondigen
  5. zullen bezondigen
  6. zullen bezondigen
o.v.t.t.
  1. zou bezondigen
  2. zou bezondigen
  3. zou bezondigen
  4. zouden bezondigen
  5. zouden bezondigen
  6. zouden bezondigen
diversen
  1. bezondig!
  2. bezondigt!
  3. bezondigd
  4. bezondigend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Definiciones relacionadas de "bezondigen":

  1. iets doen wat eigenlijk niet mag1
    • af en toe bezondig ik me aan een lekker gebakje1