Resumen
Sinónimos en neerlandés:   más información...
  1. bijschenken:


Neerlandés

Sinónimos detallados de bijschenken en neerlandés

bijschenken:

bijschenken verbo (schenk bij, schenkt bij, schonk bij, schonken bij, bijgeschonken)

  1. bijschenken
    bijvullen; bijtanken; bijschenken
    • bijvullen verbo (vul bij, vult bij, vulde bij, vulden bij, bijgevuld)
    • bijtanken verbo (tank bij, tankt bij, tankte bij, tankten bij, bijgetankt)
    • bijschenken verbo (schenk bij, schenkt bij, schonk bij, schonken bij, bijgeschonken)

Conjugaciones de bijschenken:

o.t.t.
  1. schenk bij
  2. schenkt bij
  3. schenkt bij
  4. schenken bij
  5. schenken bij
  6. schenken bij
o.v.t.
  1. schonk bij
  2. schonk bij
  3. schonk bij
  4. schonken bij
  5. schonken bij
  6. schonken bij
v.t.t.
  1. heb bijgeschonken
  2. hebt bijgeschonken
  3. heeft bijgeschonken
  4. hebben bijgeschonken
  5. hebben bijgeschonken
  6. hebben bijgeschonken
v.v.t.
  1. had bijgeschonken
  2. had bijgeschonken
  3. had bijgeschonken
  4. hadden bijgeschonken
  5. hadden bijgeschonken
  6. hadden bijgeschonken
o.t.t.t.
  1. zal bijschenken
  2. zult bijschenken
  3. zal bijschenken
  4. zullen bijschenken
  5. zullen bijschenken
  6. zullen bijschenken
o.v.t.t.
  1. zou bijschenken
  2. zou bijschenken
  3. zou bijschenken
  4. zouden bijschenken
  5. zouden bijschenken
  6. zouden bijschenken
diversen
  1. schenk bij!
  2. schenkt bij!
  3. bijgeschonken
  4. bijschenkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze