Neerlandés
Sinónimos detallados de brengen en neerlandés
brengen:
-
brengen
-
brengen
-
brengen
-
brengen
-
brengen
– daarheen vervoeren of begeleiden 1 -
brengen
– ervoor zorgen dat een bepaalde toestand ontstaat 1 -
brengen
– hem ertoe aansporen 1 -
brengen
– het bereiken 1
Conjugaciones de brengen:
o.t.t.
- breng
- brengt
- brengt
- brengen
- brengen
- brengen
o.v.t.
- bracht
- bracht
- bracht
- brachten
- brachten
- brachten
v.t.t.
- heb gebracht
- hebt gebracht
- heeft gebracht
- hebben gebracht
- hebben gebracht
- hebben gebracht
v.v.t.
- had gebracht
- had gebracht
- had gebracht
- hadden gebracht
- hadden gebracht
- hadden gebracht
o.t.t.t.
- zal brengen
- zult brengen
- zal brengen
- zullen brengen
- zullen brengen
- zullen brengen
o.v.t.t.
- zou brengen
- zou brengen
- zou brengen
- zouden brengen
- zouden brengen
- zouden brengen
en verder
- ben gebracht
- bent gebracht
- is gebracht
- zijn gebracht
- zijn gebracht
- zijn gebracht
diversen
- breng!
- brengt!
- gebracht
- brengend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze