Resumen
Sinónimos en neerlandés:   más información...
  1. bundel:
  2. bundelen:


Neerlandés

Sinónimos detallados de bundel en neerlandés

bundel:

bundel [de ~ (m)] sustantivo

  1. de bundel
    de schoof; de bundel; het bosje
  2. de bundel
    de gedichtenbundel; de bundel
  3. de bundel
    de bundel; gedichtenverzameling

bundel [de ~ (m)] sustantivo

  1. de bundel
    de bundel
    • bundel [de ~ (m)] sustantivo
    de bos
    – langwerpige dingen die bij elkaar gehouden worden 1
    • bos [de ~ (m)] sustantivo
      • ik kocht een bos wortelen1

bundel

  1. bundel

Palabras relacionadas con "bundel":


bundelen:

bundelen verbo (bundel, bundelt, bundelde, bundelden, gebundeld)

  1. bundelen
    bundelen
    • bundelen verbo (bundel, bundelt, bundelde, bundelden, gebundeld)

Conjugaciones de bundelen:

o.t.t.
  1. bundel
  2. bundelt
  3. bundelt
  4. bundelen
  5. bundelen
  6. bundelen
o.v.t.
  1. bundelde
  2. bundelde
  3. bundelde
  4. bundelden
  5. bundelden
  6. bundelden
v.t.t.
  1. heb gebundeld
  2. hebt gebundeld
  3. heeft gebundeld
  4. hebben gebundeld
  5. hebben gebundeld
  6. hebben gebundeld
v.v.t.
  1. had gebundeld
  2. had gebundeld
  3. had gebundeld
  4. hadden gebundeld
  5. hadden gebundeld
  6. hadden gebundeld
o.t.t.t.
  1. zal bundelen
  2. zult bundelen
  3. zal bundelen
  4. zullen bundelen
  5. zullen bundelen
  6. zullen bundelen
o.v.t.t.
  1. zou bundelen
  2. zou bundelen
  3. zou bundelen
  4. zouden bundelen
  5. zouden bundelen
  6. zouden bundelen
en verder
  1. is gebundeld
  2. zijn gebundeld
diversen
  1. bundel!
  2. bundelt!
  3. gebundeld
  4. bundelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Palabras relacionadas con "bundelen":


Sinónimos relacionados de bundel