Resumen
Sinónimos en neerlandés:   más información...
  1. bus:


Neerlandés

Sinónimos detallados de bus en neerlandés

bus:

bus [de ~] sustantivo

  1. de bus
    de bus; de autobus; de touringcar
  2. de bus
    de blik; de bus; het blikje; opbergblik; de trommel
  3. de bus
    de bus
    • bus [de ~] sustantivo
  4. de bus
    – doos van blik of metaal 1
    de bus
    – doos van blik of metaal 1
    • bus [de ~] sustantivo
      • geef je de bus met suiker even aan?1

bus [de ~ (m)] sustantivo

  1. de bus
    – autobus, vervoermiddel voor meer dan vier personen 1
    de bus
    – autobus, vervoermiddel voor meer dan vier personen 1
    • bus [de ~ (m)] sustantivo
      • we moeten de bus halen1

Palabras relacionadas con "bus":


Definiciones relacionadas de "bus":

  1. autobus, vervoermiddel voor meer dan vier personen1
    • we moeten de bus halen1
  2. doos van blik of metaal1
    • geef je de bus met suiker even aan?1

Sinónimos relacionados de bus