Resumen
Sinónimos en neerlandés:   más información...
  1. castreren:


Neerlandés

Sinónimos detallados de castreren en neerlandés

castreren:

castreren verbo (castreer, castreert, castreerde, castreerden, gecastreerd)

  1. castreren
    castreren; ontmannen
    • castreren verbo (castreer, castreert, castreerde, castreerden, gecastreerd)
    • ontmannen verbo (ontman, ontmant, ontmande, ontmanden, ontmand)

Conjugaciones de castreren:

o.t.t.
  1. castreer
  2. castreert
  3. castreert
  4. castreren
  5. castreren
  6. castreren
o.v.t.
  1. castreerde
  2. castreerde
  3. castreerde
  4. castreerden
  5. castreerden
  6. castreerden
v.t.t.
  1. heb gecastreerd
  2. hebt gecastreerd
  3. heeft gecastreerd
  4. hebben gecastreerd
  5. hebben gecastreerd
  6. hebben gecastreerd
v.v.t.
  1. had gecastreerd
  2. had gecastreerd
  3. had gecastreerd
  4. hadden gecastreerd
  5. hadden gecastreerd
  6. hadden gecastreerd
o.t.t.t.
  1. zal castreren
  2. zult castreren
  3. zal castreren
  4. zullen castreren
  5. zullen castreren
  6. zullen castreren
o.v.t.t.
  1. zou castreren
  2. zou castreren
  3. zou castreren
  4. zouden castreren
  5. zouden castreren
  6. zouden castreren
en verder
  1. ben gecastreerd
  2. bent gecastreerd
  3. is gecastreerd
  4. zijn gecastreerd
  5. zijn gecastreerd
  6. zijn gecastreerd
diversen
  1. castreer!
  2. castreert!
  3. gecastreerd
  4. castrerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze