Resumen
Sinónimos en neerlandés:   más información...
  1. chanteren:


Neerlandés

Sinónimos detallados de chanteren en neerlandés

chanteren:

chanteren verbo (chanteer, chanteert, chanteerde, chanteerden, gechanteerd)

  1. chanteren
    chanteren; afpersen
    • chanteren verbo (chanteer, chanteert, chanteerde, chanteerden, gechanteerd)
    • afpersen verbo (pers af, perst af, perste af, persten af, afgeperst)

Conjugaciones de chanteren:

o.t.t.
  1. chanteer
  2. chanteert
  3. chanteert
  4. chanteren
  5. chanteren
  6. chanteren
o.v.t.
  1. chanteerde
  2. chanteerde
  3. chanteerde
  4. chanteerden
  5. chanteerden
  6. chanteerden
v.t.t.
  1. heb gechanteerd
  2. hebt gechanteerd
  3. heeft gechanteerd
  4. hebben gechanteerd
  5. hebben gechanteerd
  6. hebben gechanteerd
v.v.t.
  1. had gechanteerd
  2. had gechanteerd
  3. had gechanteerd
  4. hadden gechanteerd
  5. hadden gechanteerd
  6. hadden gechanteerd
o.t.t.t.
  1. zal chanteren
  2. zult chanteren
  3. zal chanteren
  4. zullen chanteren
  5. zullen chanteren
  6. zullen chanteren
o.v.t.t.
  1. zou chanteren
  2. zou chanteren
  3. zou chanteren
  4. zouden chanteren
  5. zouden chanteren
  6. zouden chanteren
en verder
  1. ben gechanteerd
  2. bent gechanteerd
  3. is gechanteerd
  4. zijn gechanteerd
  5. zijn gechanteerd
  6. zijn gechanteerd
diversen
  1. chanteer!
  2. chanteert!
  3. gechanteerd
  4. chanterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze