Resumen


Neerlandés

Sinónimos detallados de concluderen en neerlandés

concluderen:

concluderen verbo (concludeer, concludeert, concludeerde, concludeerden, geconcludeerd)

  1. concluderen
    concluderen; opmaken uit; een gevolgtrekking maken
    • concluderen verbo (concludeer, concludeert, concludeerde, concludeerden, geconcludeerd)
    • opmaken uit verbo
    • een gevolgtrekking maken verbo (maak een gevolgtrekking, maakt een gevolgtrekking, maakte een gevolgtrekking, maakten een gevolgtrekking, een gevolgtrekking gemaakt)
  2. concluderen
    concluderen; iets afleiden uit

Conjugaciones de concluderen:

o.t.t.
  1. concludeer
  2. concludeert
  3. concludeert
  4. concluderen
  5. concluderen
  6. concluderen
o.v.t.
  1. concludeerde
  2. concludeerde
  3. concludeerde
  4. concludeerden
  5. concludeerden
  6. concludeerden
v.t.t.
  1. heb geconcludeerd
  2. hebt geconcludeerd
  3. heeft geconcludeerd
  4. hebben geconcludeerd
  5. hebben geconcludeerd
  6. hebben geconcludeerd
v.v.t.
  1. had geconcludeerd
  2. had geconcludeerd
  3. had geconcludeerd
  4. hadden geconcludeerd
  5. hadden geconcludeerd
  6. hadden geconcludeerd
o.t.t.t.
  1. zal concluderen
  2. zult concluderen
  3. zal concluderen
  4. zullen concluderen
  5. zullen concluderen
  6. zullen concluderen
o.v.t.t.
  1. zou concluderen
  2. zou concluderen
  3. zou concluderen
  4. zouden concluderen
  5. zouden concluderen
  6. zouden concluderen
diversen
  1. concludeer!
  2. concludeert!
  3. geconcludeerd
  4. concluderend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze