Resumen
Sinónimos en neerlandés:   más información...
  1. confisqueren:


Neerlandés

Sinónimos detallados de confisqueren en neerlandés

confisqueren:

confisqueren verbo (confisqueer, confisqueert, confisqueerde, confisqueerden, geconfisqueerd)

  1. confisqueren
    confisqueren; in beslag nemen
    • confisqueren verbo (confisqueer, confisqueert, confisqueerde, confisqueerden, geconfisqueerd)
    • in beslag nemen verbo (neem in beslag, neemt in beslag, nam in beslag, namen in beslag, in beslag genomen)

Conjugaciones de confisqueren:

o.t.t.
  1. confisqueer
  2. confisqueert
  3. confisqueert
  4. confisqueren
  5. confisqueren
  6. confisqueren
o.v.t.
  1. confisqueerde
  2. confisqueerde
  3. confisqueerde
  4. confisqueerden
  5. confisqueerden
  6. confisqueerden
v.t.t.
  1. heb geconfisqueerd
  2. hebt geconfisqueerd
  3. heeft geconfisqueerd
  4. hebben geconfisqueerd
  5. hebben geconfisqueerd
  6. hebben geconfisqueerd
v.v.t.
  1. had geconfisqueerd
  2. had geconfisqueerd
  3. had geconfisqueerd
  4. hadden geconfisqueerd
  5. hadden geconfisqueerd
  6. hadden geconfisqueerd
o.t.t.t.
  1. zal confisqueren
  2. zult confisqueren
  3. zal confisqueren
  4. zullen confisqueren
  5. zullen confisqueren
  6. zullen confisqueren
o.v.t.t.
  1. zou confisqueren
  2. zou confisqueren
  3. zou confisqueren
  4. zouden confisqueren
  5. zouden confisqueren
  6. zouden confisqueren
en verder
  1. is geconfisqueerd
  2. zijn geconfisqueerd
diversen
  1. confisqueer!
  2. confisqueert!
  3. geconfisqueerd
  4. confisquerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze