Neerlandés

Sinónimos detallados de decoreren en neerlandés

decoreren:

decoreren verbo (decoreer, decoreert, decoreerde, decoreerden, gedecoreerd)

  1. decoreren
    decoreren; onderscheiden; ridderen; een onderscheidingsteken geven
  2. decoreren
    versieren; decoreren; aankleden; versieringen aanbrengen
    • versieren verbo (versier, versiert, versierde, versierden, versierd)
    • decoreren verbo (decoreer, decoreert, decoreerde, decoreerden, gedecoreerd)
    • aankleden verbo (kleed aan, kleedt aan, kleedde aan, kleedden aan, aangekleed)

Conjugaciones de decoreren:

o.t.t.
  1. decoreer
  2. decoreert
  3. decoreert
  4. decoreren
  5. decoreren
  6. decoreren
o.v.t.
  1. decoreerde
  2. decoreerde
  3. decoreerde
  4. decoreerden
  5. decoreerden
  6. decoreerden
v.t.t.
  1. heb gedecoreerd
  2. hebt gedecoreerd
  3. heeft gedecoreerd
  4. hebben gedecoreerd
  5. hebben gedecoreerd
  6. hebben gedecoreerd
v.v.t.
  1. had gedecoreerd
  2. had gedecoreerd
  3. had gedecoreerd
  4. hadden gedecoreerd
  5. hadden gedecoreerd
  6. hadden gedecoreerd
o.t.t.t.
  1. zal decoreren
  2. zult decoreren
  3. zal decoreren
  4. zullen decoreren
  5. zullen decoreren
  6. zullen decoreren
o.v.t.t.
  1. zou decoreren
  2. zou decoreren
  3. zou decoreren
  4. zouden decoreren
  5. zouden decoreren
  6. zouden decoreren
en verder
  1. ben gedecoreerd
  2. bent gedecoreerd
  3. is gedecoreerd
  4. zijn gedecoreerd
  5. zijn gedecoreerd
  6. zijn gedecoreerd
diversen
  1. decoreer!
  2. decoreert!
  3. gedecoreerd
  4. decorerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

decoreren [znw.] sustantivo

  1. decoreren
    decoreren; versieren; opsmukken; opsieren; versieringen aanbrengen