Resumen
Sinónimos en neerlandés:   más información...
  1. examineren:


Neerlandés

Sinónimos detallados de examineren en neerlandés

examineren:

examineren verbo (examineer, examineert, examineerde, examineerden, geëxamineerd)

  1. examineren
    testen; examineren; overhoren; toetsen
    • testen verbo (test, testte, testten, getest)
    • examineren verbo (examineer, examineert, examineerde, examineerden, geëxamineerd)
    • overhoren verbo (overhoor, overhoort, overhoorde, overhoorden, overhoord)
    • toetsen verbo (toets, toetst, toetste, toetsten, getoetst)
  2. examineren
    controleren; inspecteren; examineren; schouwen; keuren
    • controleren verbo (controleer, controleert, controleerde, controleerden, gecontroleerd)
    • inspecteren verbo (inspecteer, inspecteert, inspecteerde, inspecteerden, geïnspecteerd)
    • examineren verbo (examineer, examineert, examineerde, examineerden, geëxamineerd)
    • schouwen verbo (schouw, schouwt, schouwde, schouwden, geschouwd)
    • keuren verbo (keur, keurt, keurde, keurden, gekeurd)

Conjugaciones de examineren:

o.t.t.
  1. examineer
  2. examineert
  3. examineert
  4. examineren
  5. examineren
  6. examineren
o.v.t.
  1. examineerde
  2. examineerde
  3. examineerde
  4. examineerden
  5. examineerden
  6. examineerden
v.t.t.
  1. heb geëxamineerd
  2. hebt geëxamineerd
  3. heeft geëxamineerd
  4. hebben geëxamineerd
  5. hebben geëxamineerd
  6. hebben geëxamineerd
v.v.t.
  1. had geëxamineerd
  2. had geëxamineerd
  3. had geëxamineerd
  4. hadden geëxamineerd
  5. hadden geëxamineerd
  6. hadden geëxamineerd
o.t.t.t.
  1. zal examineren
  2. zult examineren
  3. zal examineren
  4. zullen examineren
  5. zullen examineren
  6. zullen examineren
o.v.t.t.
  1. zou examineren
  2. zou examineren
  3. zou examineren
  4. zouden examineren
  5. zouden examineren
  6. zouden examineren
diversen
  1. examineer!
  2. examineert!
  3. geëxamineerd
  4. examinerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze