Resumen


Neerlandés

Sinónimos detallados de fabel en neerlandés

fabel:

fabel [de ~] sustantivo

  1. de fabel
    de fictie; het sprookje; de fabel; de verdichting; het verzinsel; de leugen; het verdichtsel; het bedenksel

Palabras relacionadas con "fabel":

  • fabelen, fabels, fabeltje, fabeltjes