Resumen
Sinónimos en neerlandés:   más información...
  1. factureren:


Neerlandés

Sinónimos detallados de factureren en neerlandés

factureren:

factureren verbo (factureer, factureert, factureerde, factureerden, gefactureerd)

  1. factureren
    in rekening brengen; factureren
    • in rekening brengen verbo (breng in rekening, brengt in rekening, bracht in rekening, brachten in rekening, in rekening gebracht)
    • factureren verbo (factureer, factureert, factureerde, factureerden, gefactureerd)

Conjugaciones de factureren:

o.t.t.
  1. factureer
  2. factureert
  3. factureert
  4. factureren
  5. factureren
  6. factureren
o.v.t.
  1. factureerde
  2. factureerde
  3. factureerde
  4. factureerden
  5. factureerden
  6. factureerden
v.t.t.
  1. heb gefactureerd
  2. hebt gefactureerd
  3. heeft gefactureerd
  4. hebben gefactureerd
  5. hebben gefactureerd
  6. hebben gefactureerd
v.v.t.
  1. had gefactureerd
  2. had gefactureerd
  3. had gefactureerd
  4. hadden gefactureerd
  5. hadden gefactureerd
  6. hadden gefactureerd
o.t.t.t.
  1. zal factureren
  2. zult factureren
  3. zal factureren
  4. zullen factureren
  5. zullen factureren
  6. zullen factureren
o.v.t.t.
  1. zou factureren
  2. zou factureren
  3. zou factureren
  4. zouden factureren
  5. zouden factureren
  6. zouden factureren
en verder
  1. is gefactureerd
  2. zijn gefactureerd
diversen
  1. factureer!
  2. factureert!
  3. gefactureerd
  4. facturerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze