Inicio ->Diccionarios ->neerlandés/neerlandés ->Traducir flaneren

Sinónimos de "flaneren" en neerlandés

Resumen
Sinónimos en neerlandés:   más información...
  1. flaneren:

Neerlandés

Sinónimos detallados de flaneren en neerlandés

flaneren:

flaneren verbo (flaneer, flaneert, flaneerde, flaneerden, geflaneerd)

  1. flaneren
    flaneren
    • flaneren verbo (flaneer, flaneert, flaneerde, flaneerden, geflaneerd)

Conjugaciones de flaneren:

o.t.t.
  1. flaneer
  2. flaneert
  3. flaneert
  4. flaneren
  5. flaneren
  6. flaneren
o.v.t.
  1. flaneerde
  2. flaneerde
  3. flaneerde
  4. flaneerden
  5. flaneerden
  6. flaneerden
v.t.t.
  1. heb geflaneerd
  2. hebt geflaneerd
  3. heeft geflaneerd
  4. hebben geflaneerd
  5. hebben geflaneerd
  6. hebben geflaneerd
v.v.t.
  1. had geflaneerd
  2. had geflaneerd
  3. had geflaneerd
  4. hadden geflaneerd
  5. hadden geflaneerd
  6. hadden geflaneerd
o.t.t.t.
  1. zal flaneren
  2. zult flaneren
  3. zal flaneren
  4. zullen flaneren
  5. zullen flaneren
  6. zullen flaneren
o.v.t.t.
  1. zou flaneren
  2. zou flaneren
  3. zou flaneren
  4. zouden flaneren
  5. zouden flaneren
  6. zouden flaneren
diversen
  1. flaneer!
  2. flaneert!
  5. geflaneerd
  6. flanerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze







Tu diccionario de traducción gratuito, rápido y sencillo

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Página generada en 0.0452 segundos
Página mostrada en 1.0 segundos