Resumen
Sinónimos en neerlandés:   más información...
  1. fouilleren:


Neerlandés

Sinónimos detallados de fouilleren en neerlandés

fouilleren:

fouilleren verbo (fouilleer, fouilleert, fouilleerde, fouilleerden, gefouilleerd)

  1. fouilleren
    visiteren; fouilleren
    • visiteren verbo (visiteer, visiteert, visiteerde, visiteerden, gevisiteerd)
    • fouilleren verbo (fouilleer, fouilleert, fouilleerde, fouilleerden, gefouilleerd)

Conjugaciones de fouilleren:

o.t.t.
  1. fouilleer
  2. fouilleert
  3. fouilleert
  4. fouilleren
  5. fouilleren
  6. fouilleren
o.v.t.
  1. fouilleerde
  2. fouilleerde
  3. fouilleerde
  4. fouilleerden
  5. fouilleerden
  6. fouilleerden
v.t.t.
  1. heb gefouilleerd
  2. hebt gefouilleerd
  3. heeft gefouilleerd
  4. hebben gefouilleerd
  5. hebben gefouilleerd
  6. hebben gefouilleerd
v.v.t.
  1. had gefouilleerd
  2. had gefouilleerd
  3. had gefouilleerd
  4. hadden gefouilleerd
  5. hadden gefouilleerd
  6. hadden gefouilleerd
o.t.t.t.
  1. zal fouilleren
  2. zult fouilleren
  3. zal fouilleren
  4. zullen fouilleren
  5. zullen fouilleren
  6. zullen fouilleren
o.v.t.t.
  1. zou fouilleren
  2. zou fouilleren
  3. zou fouilleren
  4. zouden fouilleren
  5. zouden fouilleren
  6. zouden fouilleren
en verder
  1. ben gefouilleerd
  2. bent gefouilleerd
  3. is gefouilleerd
  4. zijn gefouilleerd
  5. zijn gefouilleerd
  6. zijn gefouilleerd
diversen
  1. fouilleer!
  2. fouilleert!
  3. gefouilleerd
  4. fouillerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

fouilleren [znw.] sustantivo

  1. fouilleren
    fouilleren