Resumen


Neerlandés

Sinónimos detallados de gefantaseerd en neerlandés

gefantaseerd:

gefantaseerd adj.

  1. gefantaseerd

gefantaseerd forma de fantaseren:

fantaseren verbo (fantaseer, fantaseert, fantaseerde, fantaseerden, gefantaseerd)

  1. fantaseren
    bedenken; verzinnen; uitdenken; verdichten; fantaseren; voorwenden
    • bedenken verbo (bedenk, bedenkt, bedacht, bedachten, bedacht)
    • verzinnen verbo (verzin, verzint, verzon, verzonnen, verzonnen)
    • uitdenken verbo (denk uit, denkt uit, dacht uit, dachten uit, uitgedacht)
    • verdichten verbo (verdicht, verdichtte, verdichtten, verdicht)
    • fantaseren verbo (fantaseer, fantaseert, fantaseerde, fantaseerden, gefantaseerd)
    • voorwenden verbo (wend voor, wendt voor, wendde voor, wendden voor, voorgewend)

Conjugaciones de fantaseren:

o.t.t.
  1. fantaseer
  2. fantaseert
  3. fantaseert
  4. fantaseren
  5. fantaseren
  6. fantaseren
o.v.t.
  1. fantaseerde
  2. fantaseerde
  3. fantaseerde
  4. fantaseerden
  5. fantaseerden
  6. fantaseerden
v.t.t.
  1. heb gefantaseerd
  2. hebt gefantaseerd
  3. heeft gefantaseerd
  4. hebben gefantaseerd
  5. hebben gefantaseerd
  6. hebben gefantaseerd
v.v.t.
  1. had gefantaseerd
  2. had gefantaseerd
  3. had gefantaseerd
  4. hadden gefantaseerd
  5. hadden gefantaseerd
  6. hadden gefantaseerd
o.t.t.t.
  1. zal fantaseren
  2. zult fantaseren
  3. zal fantaseren
  4. zullen fantaseren
  5. zullen fantaseren
  6. zullen fantaseren
o.v.t.t.
  1. zou fantaseren
  2. zou fantaseren
  3. zou fantaseren
  4. zouden fantaseren
  5. zouden fantaseren
  6. zouden fantaseren
en verder
  1. is gefantaseerd
  2. zijn gefantaseerd
diversen
  1. fantaseer!
  2. fantaseert!
  3. gefantaseerd
  4. fantaserend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

fantaseren [znw.] sustantivo

  1. fantaseren
    opdissen; fantaseren