Resumen
Sinónimos en neerlandés:   más información...
  1. gluren:


Neerlandés

Sinónimos detallados de gluren en neerlandés

gluren:

gluren verbo (gluur, gluurt, gluurde, gluurden, gegluurd)

  1. gluren
    begluren; gluren
    • begluren verbo (begluur, begluurt, begluurde, begluurden, begluurd)
    • gluren verbo (gluur, gluurt, gluurde, gluurden, gegluurd)
  2. gluren
    stiekem kijken; gluren
  3. gluren
    gluren; loeren
    • gluren verbo (gluur, gluurt, gluurde, gluurden, gegluurd)
    • loeren verbo (loer, loert, loerde, loerden, geloerd)

Conjugaciones de gluren:

o.t.t.
  1. gluur
  2. gluurt
  3. gluurt
  4. gluren
  5. gluren
  6. gluren
o.v.t.
  1. gluurde
  2. gluurde
  3. gluurde
  4. gluurden
  5. gluurden
  6. gluurden
v.t.t.
  1. heb gegluurd
  2. hebt gegluurd
  3. heeft gegluurd
  4. hebben gegluurd
  5. hebben gegluurd
  6. hebben gegluurd
v.v.t.
  1. had gegluurd
  2. had gegluurd
  3. had gegluurd
  4. hadden gegluurd
  5. hadden gegluurd
  6. hadden gegluurd
o.t.t.t.
  1. zal gluren
  2. zult gluren
  3. zal gluren
  4. zullen gluren
  5. zullen gluren
  6. zullen gluren
o.v.t.t.
  1. zou gluren
  2. zou gluren
  3. zou gluren
  4. zouden gluren
  5. zouden gluren
  6. zouden gluren
diversen
  1. gluur!
  2. gluurt!
  3. gegluurd
  4. glurend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze