Resumen
Sinónimos en neerlandés:   más información...
  1. gorgelen:


Neerlandés

Sinónimos detallados de gorgelen en neerlandés

gorgelen:

gorgelen verbo (gorgel, gorgelt, gorgelde, gorgelden, gegorgeld)

  1. gorgelen
    gorgelen
    • gorgelen verbo (gorgel, gorgelt, gorgelde, gorgelden, gegorgeld)

Conjugaciones de gorgelen:

o.t.t.
  1. gorgel
  2. gorgelt
  3. gorgelt
  4. gorgelen
  5. gorgelen
  6. gorgelen
o.v.t.
  1. gorgelde
  2. gorgelde
  3. gorgelde
  4. gorgelden
  5. gorgelden
  6. gorgelden
v.t.t.
  1. heb gegorgeld
  2. hebt gegorgeld
  3. heeft gegorgeld
  4. hebben gegorgeld
  5. hebben gegorgeld
  6. hebben gegorgeld
v.v.t.
  1. had gegorgeld
  2. had gegorgeld
  3. had gegorgeld
  4. hadden gegorgeld
  5. hadden gegorgeld
  6. hadden gegorgeld
o.t.t.t.
  1. zal gorgelen
  2. zult gorgelen
  3. zal gorgelen
  4. zullen gorgelen
  5. zullen gorgelen
  6. zullen gorgelen
o.v.t.t.
  1. zou gorgelen
  2. zou gorgelen
  3. zou gorgelen
  4. zouden gorgelen
  5. zouden gorgelen
  6. zouden gorgelen
diversen
  1. gorgel!
  2. gorgelt!
  3. gegorgeld
  4. gorgelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze