Resumen


Neerlandés

Sinónimos detallados de graveren en neerlandés

graveren:

graveren verbo (graveer, graveert, graveerde, graveerden, gegraveerd)

  1. graveren
    etsen; graveren
    • etsen verbo (ets, etst, etste, etsten, geëtst)
    • graveren verbo (graveer, graveert, graveerde, graveerden, gegraveerd)
  2. graveren
    graveren; met een stift inkrassen; griffen; griffelen

Conjugaciones de graveren:

o.t.t.
  1. graveer
  2. graveert
  3. graveert
  4. graveren
  5. graveren
  6. graveren
o.v.t.
  1. graveerde
  2. graveerde
  3. graveerde
  4. graveerden
  5. graveerden
  6. graveerden
v.t.t.
  1. heb gegraveerd
  2. hebt gegraveerd
  3. heeft gegraveerd
  4. hebben gegraveerd
  5. hebben gegraveerd
  6. hebben gegraveerd
v.v.t.
  1. had gegraveerd
  2. had gegraveerd
  3. had gegraveerd
  4. hadden gegraveerd
  5. hadden gegraveerd
  6. hadden gegraveerd
o.t.t.t.
  1. zal graveren
  2. zult graveren
  3. zal graveren
  4. zullen graveren
  5. zullen graveren
  6. zullen graveren
o.v.t.t.
  1. zou graveren
  2. zou graveren
  3. zou graveren
  4. zouden graveren
  5. zouden graveren
  6. zouden graveren
en verder
  1. is gegraveerd
  2. zijn gegraveerd
diversen
  1. graveer!
  2. graveert!
  3. gegraveerd
  4. graverend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

graveren [znw.] sustantivo

  1. graveren
    graveerwerk; graveren; de gravure

Palabras relacionadas con "graveren":


graver:

graver [de ~ (m)] sustantivo

  1. de graver
    delver; de graver

Palabras relacionadas con "graver":