Neerlandés
Sinónimos detallados de grilleren en neerlandés
grilleren:
Conjugaciones de grilleren:
o.t.t.
- grilleer
- grilleert
- grilleert
- grilleren
- grilleren
- grilleren
o.v.t.
- grilleerde
- grilleerde
- grilleerde
- grilleerden
- grilleerden
- grilleerden
v.t.t.
- heb gegrilleerd
- hebt gegrilleerd
- heeft gegrilleerd
- hebben gegrilleerd
- hebben gegrilleerd
- hebben gegrilleerd
v.v.t.
- had gegrilleerd
- had gegrilleerd
- had gegrilleerd
- hadden gegrilleerd
- hadden gegrilleerd
- hadden gegrilleerd
o.t.t.t.
- zal grilleren
- zult grilleren
- zal grilleren
- zullen grilleren
- zullen grilleren
- zullen grilleren
o.v.t.t.
- zou grilleren
- zou grilleren
- zou grilleren
- zouden grilleren
- zouden grilleren
- zouden grilleren
en verder
- is gegrilleerd
- zijn gegrilleerd
diversen
- grilleer!
- grilleert!
- gegrilleerd
- grillerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze