Resumen
Sinónimos en neerlandés:   más información...
  1. grilleren:


Neerlandés

Sinónimos detallados de grilleren en neerlandés

grilleren:

grilleren verbo (grilleer, grilleert, grilleerde, grilleerden, gegrilleerd)

  1. grilleren
    grillen; barbecuen; roosteren; grilleren
    • grillen verbo (gril, grilt, grilde, grilden, gegrild)
    • barbecuen verbo (barbecue, barbecuet, barbecuede, barbecueden, gebarecued)
    • roosteren verbo (rooster, roostert, roosterde, roosterden, geroosterd)
    • grilleren verbo (grilleer, grilleert, grilleerde, grilleerden, gegrilleerd)

Conjugaciones de grilleren:

o.t.t.
  1. grilleer
  2. grilleert
  3. grilleert
  4. grilleren
  5. grilleren
  6. grilleren
o.v.t.
  1. grilleerde
  2. grilleerde
  3. grilleerde
  4. grilleerden
  5. grilleerden
  6. grilleerden
v.t.t.
  1. heb gegrilleerd
  2. hebt gegrilleerd
  3. heeft gegrilleerd
  4. hebben gegrilleerd
  5. hebben gegrilleerd
  6. hebben gegrilleerd
v.v.t.
  1. had gegrilleerd
  2. had gegrilleerd
  3. had gegrilleerd
  4. hadden gegrilleerd
  5. hadden gegrilleerd
  6. hadden gegrilleerd
o.t.t.t.
  1. zal grilleren
  2. zult grilleren
  3. zal grilleren
  4. zullen grilleren
  5. zullen grilleren
  6. zullen grilleren
o.v.t.t.
  1. zou grilleren
  2. zou grilleren
  3. zou grilleren
  4. zouden grilleren
  5. zouden grilleren
  6. zouden grilleren
en verder
  1. is gegrilleerd
  2. zijn gegrilleerd
diversen
  1. grilleer!
  2. grilleert!
  3. gegrilleerd
  4. grillerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze