Resumen
Sinónimos en neerlandés:   más información...
  1. hallucineren:


Neerlandés

Sinónimos detallados de hallucineren en neerlandés

hallucineren:

hallucineren verbo (hallucineer, hallucineert, hallucineerde, hallucineerden, gehallucineerd)

  1. hallucineren
    hallucineren; hallucinaties hebben

Conjugaciones de hallucineren:

o.t.t.
  1. hallucineer
  2. hallucineert
  3. hallucineert
  4. hallucineren
  5. hallucineren
  6. hallucineren
o.v.t.
  1. hallucineerde
  2. hallucineerde
  3. hallucineerde
  4. hallucineerden
  5. hallucineerden
  6. hallucineerden
v.t.t.
  1. heb gehallucineerd
  2. hebt gehallucineerd
  3. heeft gehallucineerd
  4. hebben gehallucineerd
  5. hebben gehallucineerd
  6. hebben gehallucineerd
v.v.t.
  1. had gehallucineerd
  2. had gehallucineerd
  3. had gehallucineerd
  4. hadden gehallucineerd
  5. hadden gehallucineerd
  6. hadden gehallucineerd
o.t.t.t.
  1. zal hallucineren
  2. zult hallucineren
  3. zal hallucineren
  4. zullen hallucineren
  5. zullen hallucineren
  6. zullen hallucineren
o.v.t.t.
  1. zou hallucineren
  2. zou hallucineren
  3. zou hallucineren
  4. zouden hallucineren
  5. zouden hallucineren
  6. zouden hallucineren
diversen
  1. hallucineer!
  2. hallucineert!
  3. gehallucineerd
  4. hallucinerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze