Inicio ->Diccionarios ->neerlandés/neerlandés ->Traducir huppelen

Sinónimos de "huppelen" en neerlandés

Resumen
Sinónimos en neerlandés:   más información...
  1. huppelen:

Neerlandés

Sinónimos detallados de huppelen en neerlandés

huppelen:

huppelen verbo (huppel, huppelt, huppelde, huppelden, gehuppeld)

  1. huppelen
    dartelen; huppelen
    • dartelen verbo (dartel, dartelt, dartelde, dartelden, gedarteld)
    • huppelen verbo (huppel, huppelt, huppelde, huppelden, gehuppeld)

Conjugaciones de huppelen:

o.t.t.
  1. huppel
  2. huppelt
  3. huppelt
  4. huppelen
  5. huppelen
  6. huppelen
o.v.t.
  1. huppelde
  2. huppelde
  3. huppelde
  4. huppelden
  5. huppelden
  6. huppelden
v.t.t.
  1. heb gehuppeld
  2. hebt gehuppeld
  3. heeft gehuppeld
  4. hebben gehuppeld
  5. hebben gehuppeld
  6. hebben gehuppeld
v.v.t.
  1. had gehuppeld
  2. had gehuppeld
  3. had gehuppeld
  4. hadden gehuppeld
  5. hadden gehuppeld
  6. hadden gehuppeld
o.t.t.t.
  1. zal huppelen
  2. zult huppelen
  3. zal huppelen
  4. zullen huppelen
  5. zullen huppelen
  6. zullen huppelen
o.v.t.t.
  1. zou huppelen
  2. zou huppelen
  3. zou huppelen
  4. zouden huppelen
  5. zouden huppelen
  6. zouden huppelen
diversen
  1. huppel!
  2. huppelt!
  5. gehuppeld
  6. huppelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze







Tu diccionario de traducción gratuito, rápido y sencillo

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Página generada en 0.0234 segundos
Página mostrada en 1.0 segundos