Resumen
Sinónimos en neerlandés:   más información...
  1. injecteren:


Neerlandés

Sinónimos detallados de injecteren en neerlandés

injecteren:

injecteren verbo (injecteer, injecteert, injecteerde, injecteerden, geïnjecteerd)

  1. injecteren
    spuiten; injecteren
    • spuiten verbo (spuit, spoot, spoten, gespoten)
    • injecteren verbo (injecteer, injecteert, injecteerde, injecteerden, geïnjecteerd)

Conjugaciones de injecteren:

o.t.t.
  1. injecteer
  2. injecteert
  3. injecteert
  4. injecteren
  5. injecteren
  6. injecteren
o.v.t.
  1. injecteerde
  2. injecteerde
  3. injecteerde
  4. injecteerden
  5. injecteerden
  6. injecteerden
v.t.t.
  1. heb geïnjecteerd
  2. hebt geïnjecteerd
  3. heeft geïnjecteerd
  4. hebben geïnjecteerd
  5. hebben geïnjecteerd
  6. hebben geïnjecteerd
v.v.t.
  1. had geïnjecteerd
  2. had geïnjecteerd
  3. had geïnjecteerd
  4. hadden geïnjecteerd
  5. hadden geïnjecteerd
  6. hadden geïnjecteerd
o.t.t.t.
  1. zal injecteren
  2. zult injecteren
  3. zal injecteren
  4. zullen injecteren
  5. zullen injecteren
  6. zullen injecteren
o.v.t.t.
  1. zou injecteren
  2. zou injecteren
  3. zou injecteren
  4. zouden injecteren
  5. zouden injecteren
  6. zouden injecteren
en verder
  1. ben geïnjecteerd
  2. bent geïnjecteerd
  3. is geïnjecteerd
  4. zijn geïnjecteerd
  5. zijn geïnjecteerd
  6. zijn geïnjecteerd
diversen
  1. injecteer!
  2. injecteert!
  3. geïnjecteerd
  4. injecterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze