Resumen
Sinónimos en neerlandés:   más información...
  1. inladen:


Neerlandés

Sinónimos detallados de inladen en neerlandés

inladen:

inladen [znw.] sustantivo

  1. inladen
    inladen; de verlading

inladen verbo (laad in, laadt in, laadde in, laadden in, ingeladen)

  1. inladen
    laden; inladen
    • laden verbo (laad, laadt, laadde, laadden, geladen)
    • inladen verbo (laad in, laadt in, laadde in, laadden in, ingeladen)

Conjugaciones de inladen:

o.t.t.
  1. laad in
  2. laadt in
  3. laadt in
  4. laden in
  5. laden in
  6. laden in
o.v.t.
  1. laadde in
  2. laadde in
  3. laadde in
  4. laadden in
  5. laadden in
  6. laadden in
v.t.t.
  1. heb ingeladen
  2. hebt ingeladen
  3. heeft ingeladen
  4. hebben ingeladen
  5. hebben ingeladen
  6. hebben ingeladen
v.v.t.
  1. had ingeladen
  2. had ingeladen
  3. had ingeladen
  4. hadden ingeladen
  5. hadden ingeladen
  6. hadden ingeladen
o.t.t.t.
  1. zal inladen
  2. zult inladen
  3. zal inladen
  4. zullen inladen
  5. zullen inladen
  6. zullen inladen
o.v.t.t.
  1. zou inladen
  2. zou inladen
  3. zou inladen
  4. zouden inladen
  5. zouden inladen
  6. zouden inladen
en verder
  1. ben ingeladen
  2. bent ingeladen
  3. is ingeladen
  4. zijn ingeladen
  5. zijn ingeladen
  6. zijn ingeladen
diversen
  1. laad in!
  2. laadt in!
  3. ingeladen
  4. inladend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze