Resumen
Sinónimos en neerlandés:   más información...
  1. inplanten:


Neerlandés

Sinónimos detallados de inplanten en neerlandés

inplanten:

inplanten verbo (plant in, plantte in, plantten in, ingeplant)

  1. inplanten
    implanteren; inplanten
    • implanteren verbo (implanteer, implanteert, implanteerde, implanteerden, geïmplanteerd)
    • inplanten verbo (plant in, plantte in, plantten in, ingeplant)

Conjugaciones de inplanten:

o.t.t.
  1. plant in
  2. plant in
  3. plant in
  4. planten in
  5. planten in
  6. planten in
o.v.t.
  1. plantte in
  2. plantte in
  3. plantte in
  4. plantten in
  5. plantten in
  6. plantten in
v.t.t.
  1. heb ingeplant
  2. hebt ingeplant
  3. heeft ingeplant
  4. hebben ingeplant
  5. hebben ingeplant
  6. hebben ingeplant
v.v.t.
  1. had ingeplant
  2. had ingeplant
  3. had ingeplant
  4. hadden ingeplant
  5. hadden ingeplant
  6. hadden ingeplant
o.t.t.t.
  1. zal inplanten
  2. zult inplanten
  3. zal inplanten
  4. zullen inplanten
  5. zullen inplanten
  6. zullen inplanten
o.v.t.t.
  1. zou inplanten
  2. zou inplanten
  3. zou inplanten
  4. zouden inplanten
  5. zouden inplanten
  6. zouden inplanten
en verder
  1. is ingeplant
diversen
  1. plant in!
  2. plant in!
  3. ingeplant
  4. inplantend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze