Resumen
Sinónimos en neerlandés:   más información...
  1. inslikken:


Neerlandés

Sinónimos detallados de inslikken en neerlandés

inslikken:

inslikken verbo (slik in, slikt in, slikte in, slikten in, ingeslikt)

  1. inslikken
    doorslikken; inslikken
    • doorslikken verbo (slik door, slikt door, slikte door, slikten door, doorgeslikt)
    • inslikken verbo (slik in, slikt in, slikte in, slikten in, ingeslikt)
  2. inslikken
    inhouden; rustig blijven; inslikken; beheersen
    • inhouden verbo (houd in, houdt in, hield in, hielden in, ingehouden)
    • inslikken verbo (slik in, slikt in, slikte in, slikten in, ingeslikt)
    • beheersen verbo (beheers, beheerst, beheersde, beheersden, beheerst)

Conjugaciones de inslikken:

o.t.t.
  1. slik in
  2. slikt in
  3. slikt in
  4. slikken in
  5. slikken in
  6. slikken in
o.v.t.
  1. slikte in
  2. slikte in
  3. slikte in
  4. slikten in
  5. slikten in
  6. slikten in
v.t.t.
  1. heb ingeslikt
  2. hebt ingeslikt
  3. heeft ingeslikt
  4. hebben ingeslikt
  5. hebben ingeslikt
  6. hebben ingeslikt
v.v.t.
  1. had ingeslikt
  2. had ingeslikt
  3. had ingeslikt
  4. hadden ingeslikt
  5. hadden ingeslikt
  6. hadden ingeslikt
o.t.t.t.
  1. zal inslikken
  2. zult inslikken
  3. zal inslikken
  4. zullen inslikken
  5. zullen inslikken
  6. zullen inslikken
o.v.t.t.
  1. zou inslikken
  2. zou inslikken
  3. zou inslikken
  4. zouden inslikken
  5. zouden inslikken
  6. zouden inslikken
en verder
  1. is ingeslikt
diversen
  1. slik in!
  2. slikt in!
  3. ingeslikt
  4. inslikkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze