Resumen
Sinónimos en neerlandés:   más información...
  1. jeuken:
  2. jeuk:


Neerlandés

Sinónimos detallados de jeuken en neerlandés

jeuken:

jeuken verbo (jeuk, jeukt, jeukte, jeukten, gejeukt)

  1. jeuken
    jeuken
    • jeuken verbo (jeuk, jeukt, jeukte, jeukten, gejeukt)

Conjugaciones de jeuken:

o.t.t.
  1. jeuk
  2. jeukt
  3. jeukt
  4. jeuken
  5. jeuken
  6. jeuken
o.v.t.
  1. jeukte
  2. jeukte
  3. jeukte
  4. jeukten
  5. jeukten
  6. jeukten
v.t.t.
  1. heb gejeukt
  2. hebt gejeukt
  3. heeft gejeukt
  4. hebben gejeukt
  5. hebben gejeukt
  6. hebben gejeukt
v.v.t.
  1. had gejeukt
  2. had gejeukt
  3. had gejeukt
  4. hadden gejeukt
  5. hadden gejeukt
  6. hadden gejeukt
o.t.t.t.
  1. zal jeuken
  2. zult jeuken
  3. zal jeuken
  4. zullen jeuken
  5. zullen jeuken
  6. zullen jeuken
o.v.t.t.
  1. zou jeuken
  2. zou jeuken
  3. zou jeuken
  4. zouden jeuken
  5. zouden jeuken
  6. zouden jeuken
diversen
  1. jeuk!
  2. jeukt!
  3. gejeukt
  4. jeukend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Palabras relacionadas con "jeuken":


jeuken forma de jeuk:

jeuk [de ~ (m)] sustantivo

  1. de jeuk
    de jeuk; jeukerigheid; de kriebel
  2. de jeuk
    – onaangenaam kriebelend gevoel 1
    de jeuk
    – onaangenaam kriebelend gevoel 1
    • jeuk [de ~ (m)] sustantivo
      • als je jeuk hebt, moet je krabben1

Palabras relacionadas con "jeuk":


Definiciones relacionadas de "jeuk":

  1. onaangenaam kriebelend gevoel1
    • als je jeuk hebt, moet je krabben1