Resumen
Sinónimos en neerlandés:   más información...
  1. kalken:
  2. kalk:


Neerlandés

Sinónimos detallados de kalken en neerlandés

kalken:

kalken verbo (kalk, kalkt, kalkte, kalkten, gekalkt)

  1. kalken
    kladden; kalken
    • kladden verbo (klad, kladt, kladde, kladden, geklad)
    • kalken verbo (kalk, kalkt, kalkte, kalkten, gekalkt)
  2. kalken
    schrijven; pennen; kalken
    • schrijven verbo (schrijf, schrijft, schreef, schreven, geschreven)
    • pennen verbo (pen, pent, pende, penden, gepend)
    • kalken verbo (kalk, kalkt, kalkte, kalkten, gekalkt)
  3. kalken
    witten; sausen; kalken
    • witten verbo (wit, witte, witten, gewit)
    • sausen verbo (saus, saust, sauste, sausten, gesaust)
    • kalken verbo (kalk, kalkt, kalkte, kalkten, gekalkt)

Conjugaciones de kalken:

o.t.t.
  1. kalk
  2. kalkt
  3. kalkt
  4. kalken
  5. kalken
  6. kalken
o.v.t.
  1. kalkte
  2. kalkte
  3. kalkte
  4. kalkten
  5. kalkten
  6. kalkten
v.t.t.
  1. heb gekalkt
  2. hebt gekalkt
  3. heeft gekalkt
  4. hebben gekalkt
  5. hebben gekalkt
  6. hebben gekalkt
v.v.t.
  1. had gekalkt
  2. had gekalkt
  3. had gekalkt
  4. hadden gekalkt
  5. hadden gekalkt
  6. hadden gekalkt
o.t.t.t.
  1. zal kalken
  2. zult kalken
  3. zal kalken
  4. zullen kalken
  5. zullen kalken
  6. zullen kalken
o.v.t.t.
  1. zou kalken
  2. zou kalken
  3. zou kalken
  4. zouden kalken
  5. zouden kalken
  6. zouden kalken
diversen
  1. kalk!
  2. kalkt!
  3. gekalkt
  4. kalkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Palabras relacionadas con "kalken":


kalken forma de kalk:

kalk [de ~ (m)] sustantivo

  1. de kalk
    de kalk
    • kalk [de ~ (m)] sustantivo

Palabras relacionadas con "kalk":