Resumen
Sinónimos en neerlandés:   más información...
  1. kavelen:
  2. kavel:


Neerlandés

Sinónimos detallados de kavelen en neerlandés

kavelen:

kavelen verbo (kavel, kavelt, kavelde, kavelden, gekaveld)

  1. kavelen
    verdelen; verkavelen; kavelen
    • verdelen verbo (verdeel, verdeelt, verdeelde, verdeelden, verdeeld)
    • verkavelen verbo (verkavel, verkavelt, verkavelde, verkavelden, verkaveld)
    • kavelen verbo (kavel, kavelt, kavelde, kavelden, gekaveld)

Conjugaciones de kavelen:

o.t.t.
  1. kavel
  2. kavelt
  3. kavelt
  4. kavelen
  5. kavelen
  6. kavelen
o.v.t.
  1. kavelde
  2. kavelde
  3. kavelde
  4. kavelden
  5. kavelden
  6. kavelden
v.t.t.
  1. heb gekaveld
  2. hebt gekaveld
  3. heeft gekaveld
  4. hebben gekaveld
  5. hebben gekaveld
  6. hebben gekaveld
v.v.t.
  1. had gekaveld
  2. had gekaveld
  3. had gekaveld
  4. hadden gekaveld
  5. hadden gekaveld
  6. hadden gekaveld
o.t.t.t.
  1. zal kavelen
  2. zult kavelen
  3. zal kavelen
  4. zullen kavelen
  5. zullen kavelen
  6. zullen kavelen
o.v.t.t.
  1. zou kavelen
  2. zou kavelen
  3. zou kavelen
  4. zouden kavelen
  5. zouden kavelen
  6. zouden kavelen
en verder
  1. is verkaveld
diversen
  1. kavel!
  2. kavelt!
  3. gekaveld
  4. kavelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Palabras relacionadas con "kavelen":


kavelen forma de kavel:

kavel [de ~ (m)] sustantivo

  1. de kavel
    het gebied; het perceel; de kavel; het terrein; het bouwterrein

Palabras relacionadas con "kavel":

  • kavelen, kavels, kaveltje, kaveltjes