Resumen
Sinónimos en neerlandés:   más información...
  1. klad:
  2. kladden:


Neerlandés

Sinónimos detallados de klad en neerlandés

klad:

klad [de ~] sustantivo

  1. de klad
    proefversie; het kladwerk; de klad

Palabras relacionadas con "klad":


kladden:

kladden verbo (klad, kladt, kladde, kladden, geklad)

  1. kladden
    kladden; kalken
    • kladden verbo (klad, kladt, kladde, kladden, geklad)
    • kalken verbo (kalk, kalkt, kalkte, kalkten, gekalkt)
  2. kladden
    morsen; knoeien; vlekken; kladden
    • morsen verbo (mors, morst, morste, morsten, gemorst)
    • knoeien verbo (knoei, knoeit, knoeide, knoeiden, geknoeid)
    • vlekken verbo (vlek, vlekt, vlekte, vlekten, gevlekt)
    • kladden verbo (klad, kladt, kladde, kladden, geklad)

Conjugaciones de kladden:

o.t.t.
  1. klad
  2. kladt
  3. kladt
  4. kladden
  5. kladden
  6. kladden
o.v.t.
  1. kladde
  2. kladde
  3. kladde
  4. kladden
  5. kladden
  6. kladden
v.t.t.
  1. heb geklad
  2. hebt geklad
  3. heeft geklad
  4. hebben geklad
  5. hebben geklad
  6. hebben geklad
v.v.t.
  1. had geklad
  2. had geklad
  3. had geklad
  4. hadden geklad
  5. hadden geklad
  6. hadden geklad
o.t.t.t.
  1. zal kladden
  2. zult kladden
  3. zal kladden
  4. zullen kladden
  5. zullen kladden
  6. zullen kladden
o.v.t.t.
  1. zou kladden
  2. zou kladden
  3. zou kladden
  4. zouden kladden
  5. zouden kladden
  6. zouden kladden
en verder
  1. is geklad
diversen
  1. klad!
  2. kladt!
  3. geklad
  4. kladdend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Palabras relacionadas con "kladden":