Resumen
Sinónimos en neerlandés:   más información...
  1. kooi:
  2. kooien:


Neerlandés

Sinónimos detallados de kooi en neerlandés

kooi:

kooi [de ~] sustantivo

  1. de kooi
    de kooi; de vogelkooi

Palabras relacionadas con "kooi":


kooien:

kooien verbo (kooi, kooit, kooide, kooiden, gekooid)

  1. kooien
    kooien
    • kooien verbo (kooi, kooit, kooide, kooiden, gekooid)

Conjugaciones de kooien:

o.t.t.
  1. kooi
  2. kooit
  3. kooit
  4. kooien
  5. kooien
  6. kooien
o.v.t.
  1. kooide
  2. kooide
  3. kooide
  4. kooiden
  5. kooiden
  6. kooiden
v.t.t.
  1. heb gekooid
  2. hebt gekooid
  3. heeft gekooid
  4. hebben gekooid
  5. hebben gekooid
  6. hebben gekooid
v.v.t.
  1. had gekooid
  2. had gekooid
  3. had gekooid
  4. hadden gekooid
  5. hadden gekooid
  6. hadden gekooid
o.t.t.t.
  1. zal kooien
  2. zult kooien
  3. zal kooien
  4. zullen kooien
  5. zullen kooien
  6. zullen kooien
o.v.t.t.
  1. zou kooien
  2. zou kooien
  3. zou kooien
  4. zouden kooien
  5. zouden kooien
  6. zouden kooien
en verder
  1. ben gekooid
  2. bent gekooid
  3. is gekooid
  4. zijn gekooid
  5. zijn gekooid
  6. zijn gekooid
diversen
  1. kooi!
  2. kooit!
  3. gekooid
  4. kooiend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Palabras relacionadas con "kooien":