Resumen
Sinónimos en neerlandés:   más información...
  1. kruimelen:
  2. kruimel:


Neerlandés

Sinónimos detallados de kruimelen en neerlandés

kruimelen:

kruimelen verbo (kruimel, kruimelt, kruimelde, kruimelden, gekruimeld)

  1. kruimelen
    brokkelen; kruimelen
    • brokkelen verbo (brokkel, brokkelt, brokkelde, brokkelden, gebrokkeld)
    • kruimelen verbo (kruimel, kruimelt, kruimelde, kruimelden, gekruimeld)

Conjugaciones de kruimelen:

o.t.t.
  1. kruimel
  2. kruimelt
  3. kruimelt
  4. kruimelen
  5. kruimelen
  6. kruimelen
o.v.t.
  1. kruimelde
  2. kruimelde
  3. kruimelde
  4. kruimelden
  5. kruimelden
  6. kruimelden
v.t.t.
  1. heb gekruimeld
  2. hebt gekruimeld
  3. heeft gekruimeld
  4. hebben gekruimeld
  5. hebben gekruimeld
  6. hebben gekruimeld
v.v.t.
  1. had gekruimeld
  2. had gekruimeld
  3. had gekruimeld
  4. hadden gekruimeld
  5. hadden gekruimeld
  6. hadden gekruimeld
o.t.t.t.
  1. zal kruimelen
  2. zult kruimelen
  3. zal kruimelen
  4. zullen kruimelen
  5. zullen kruimelen
  6. zullen kruimelen
o.v.t.t.
  1. zou kruimelen
  2. zou kruimelen
  3. zou kruimelen
  4. zouden kruimelen
  5. zouden kruimelen
  6. zouden kruimelen
diversen
  1. kruimel!
  2. kruimelt!
  3. gekruimeld
  4. kruimelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Palabras relacionadas con "kruimelen":


kruimel:

kruimel [de ~ (m)] sustantivo

  1. de kruimel
    de kruimel

Palabras relacionadas con "kruimel":