Resumen
Sinónimos en neerlandés:   más información...
  1. kuipen:
  2. kuip:


Neerlandés

Sinónimos detallados de kuipen en neerlandés

kuipen:

kuipen verbo (kuip, kuipt, kuipte, kuipten, gekuipt)

  1. kuipen
    konkelen; intrigeren; kuipen
    • konkelen verbo (konkel, konkelt, konkelde, konkelden, gekonkeld)
    • intrigeren verbo (intrigeer, intrigeert, intrigeerde, intrigeerden, geïntrigeerd)
    • kuipen verbo (kuip, kuipt, kuipte, kuipten, gekuipt)

Conjugaciones de kuipen:

o.t.t.
  1. kuip
  2. kuipt
  3. kuipt
  4. kuipen
  5. kuipen
  6. kuipen
o.v.t.
  1. kuipte
  2. kuipte
  3. kuipte
  4. kuipten
  5. kuipten
  6. kuipten
v.t.t.
  1. heb gekuipt
  2. hebt gekuipt
  3. heeft gekuipt
  4. hebben gekuipt
  5. hebben gekuipt
  6. hebben gekuipt
v.v.t.
  1. had gekuipt
  2. had gekuipt
  3. had gekuipt
  4. hadden gekuipt
  5. hadden gekuipt
  6. hadden gekuipt
o.t.t.t.
  1. zal kuipen
  2. zult kuipen
  3. zal kuipen
  4. zullen kuipen
  5. zullen kuipen
  6. zullen kuipen
o.v.t.t.
  1. zou kuipen
  2. zou kuipen
  3. zou kuipen
  4. zouden kuipen
  5. zouden kuipen
  6. zouden kuipen
en verder
  1. is gekuipt
  2. zijn gekuipt
diversen
  1. kuip!
  2. kuipt!
  3. gekuipt
  4. kuipend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

kuipen [de ~] sustantivo, plural

  1. de kuipen
    de barrels; de kuipen
    • barrels [de ~] sustantivo, plural
    • kuipen [de ~] sustantivo, plural

Palabras relacionadas con "kuipen":


kuip:

kuip [de ~] sustantivo

  1. de kuip
    de vat; de barrel; de ton; het fust; de bak; de emmer; de pot; de teil; de kuip
    • vat [de ~ (m)] sustantivo
    • barrel [de ~ (m)] sustantivo
    • ton [de ~] sustantivo
    • fust [het ~] sustantivo
    • bak [de ~ (m)] sustantivo
    • emmer [de ~ (m)] sustantivo
    • pot [de ~ (m)] sustantivo
    • teil [de ~] sustantivo
    • kuip [de ~] sustantivo
  2. de kuip
    de tobbe; de waskuip; de kuip

Palabras relacionadas con "kuip":