Resumen
Sinónimos en neerlandés:   más información...
  1. kwispelen:


Neerlandés

Sinónimos detallados de kwispelen en neerlandés

kwispelen:

kwispelen verbo (kwispel, kwispelt, kwispelde, kwispelden, gekwispeld)

  1. kwispelen
    kwispelen; kwispelstaarten
    • kwispelen verbo (kwispel, kwispelt, kwispelde, kwispelden, gekwispeld)
    • kwispelstaarten verbo (kwispelstaart, kwispelstaartte, kwispelstaartten, gekwispelstaart)

Conjugaciones de kwispelen:

o.t.t.
  1. kwispel
  2. kwispelt
  3. kwispelt
  4. kwispelen
  5. kwispelen
  6. kwispelen
o.v.t.
  1. kwispelde
  2. kwispelde
  3. kwispelde
  4. kwispelden
  5. kwispelden
  6. kwispelden
v.t.t.
  1. heb gekwispeld
  2. hebt gekwispeld
  3. heeft gekwispeld
  4. hebben gekwispeld
  5. hebben gekwispeld
  6. hebben gekwispeld
v.v.t.
  1. had gekwispeld
  2. had gekwispeld
  3. had gekwispeld
  4. hadden gekwispeld
  5. hadden gekwispeld
  6. hadden gekwispeld
o.t.t.t.
  1. zal kwispelen
  2. zult kwispelen
  3. zal kwispelen
  4. zullen kwispelen
  5. zullen kwispelen
  6. zullen kwispelen
o.v.t.t.
  1. zou kwispelen
  2. zou kwispelen
  3. zou kwispelen
  4. zouden kwispelen
  5. zouden kwispelen
  6. zouden kwispelen
diversen
  1. kwispel!
  2. kwispelt!
  3. gekwispeld
  4. kwispelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze