Resumen
Sinónimos en neerlandés:   más información...
  1. lenigen:


Neerlandés

Sinónimos detallados de lenigen en neerlandés

lenigen:

lenigen verbo (lenig, lenigt, lenigde, lenigden, gelenigd)

  1. lenigen
    laven; lenigen; tegoed doen; lessen
    • laven verbo (laaf, laaft, laafde, laafden, gelaafd)
    • lenigen verbo (lenig, lenigt, lenigde, lenigden, gelenigd)
    • tegoed doen verbo (doe tegoed, doet tegoed, deed tegoed, deden tegoed, tegoed gedaan)
    • lessen verbo (les, lest, leste, lesten, gelest)
  2. lenigen
    verlichten; verzachten; lenigen
    • verlichten verbo (verlicht, verlichtte, verlichtten, verlicht)
    • verzachten verbo (verzacht, verzachtte, verzachtten, verzacht)
    • lenigen verbo (lenig, lenigt, lenigde, lenigden, gelenigd)

Conjugaciones de lenigen:

o.t.t.
  1. lenig
  2. lenigt
  3. lenigt
  4. lenigen
  5. lenigen
  6. lenigen
o.v.t.
  1. lenigde
  2. lenigde
  3. lenigde
  4. lenigden
  5. lenigden
  6. lenigden
v.t.t.
  1. heb gelenigd
  2. hebt gelenigd
  3. heeft gelenigd
  4. hebben gelenigd
  5. hebben gelenigd
  6. hebben gelenigd
v.v.t.
  1. had gelenigd
  2. had gelenigd
  3. had gelenigd
  4. hadden gelenigd
  5. hadden gelenigd
  6. hadden gelenigd
o.t.t.t.
  1. zal lenigen
  2. zult lenigen
  3. zal lenigen
  4. zullen lenigen
  5. zullen lenigen
  6. zullen lenigen
o.v.t.t.
  1. zou lenigen
  2. zou lenigen
  3. zou lenigen
  4. zouden lenigen
  5. zouden lenigen
  6. zouden lenigen
en verder
  1. is gelenigd
diversen
  1. lenig!
  2. lenigt!
  3. gelenigd
  4. lenigend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze