Resumen
Sinónimos en neerlandés:   más información...
  1. lesgeven:


Neerlandés

Sinónimos detallados de lesgeven en neerlandés

lesgeven:

lesgeven verbo (geef les, geeft les, gaf les, gaven les, lesgegeven)

  1. lesgeven
    lesgeven
    • lesgeven verbo (geef les, geeft les, gaf les, gaven les, lesgegeven)
  2. lesgeven
    – op een school aan leerlingen iets leren 1
    lesgeven
    – op een school aan leerlingen iets leren 1
    • lesgeven verbo (geef les, geeft les, gaf les, gaven les, lesgegeven)
      • deze leraar heeft acht uur lesgegeven1

Conjugaciones de lesgeven:

o.t.t.
  1. geef les
  2. geeft les
  3. geeft les
  4. geven les
  5. geven les
  6. geven les
o.v.t.
  1. gaf les
  2. gaf les
  3. gaf les
  4. gaven les
  5. gaven les
  6. gaven les
v.t.t.
  1. heb lesgegeven
  2. hebt lesgegeven
  3. heeft lesgegeven
  4. hebben lesgegeven
  5. hebben lesgegeven
  6. hebben lesgegeven
v.v.t.
  1. had lesgegeven
  2. had lesgegeven
  3. had lesgegeven
  4. hadden lesgegeven
  5. hadden lesgegeven
  6. hadden lesgegeven
o.t.t.t.
  1. zal lesgeven
  2. zult lesgeven
  3. zal lesgeven
  4. zullen lesgeven
  5. zullen lesgeven
  6. zullen lesgeven
o.v.t.t.
  1. zou lesgeven
  2. zou lesgeven
  3. zou lesgeven
  4. zouden lesgeven
  5. zouden lesgeven
  6. zouden lesgeven
en verder
  1. is lesgegeven
diversen
  1. geef les!
  2. geeft les!
  3. lesgegeven
  4. lesgevend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Sinónimos alternativos de "lesgeven":


Definiciones relacionadas de "lesgeven":

  1. op een school aan leerlingen iets leren1
    • deze leraar heeft acht uur lesgegeven1