Resumen
Sinónimos en neerlandés:   más información...
  1. loot:
  2. loten:


Neerlandés

Sinónimos detallados de loot en neerlandés

loot:

loot [de ~] sustantivo

  1. de loot
    de loot; de twijg; het takje
    • loot [de ~] sustantivo
    • twijg [de ~] sustantivo
    • takje [het ~] sustantivo
  2. de loot
    de spruit; de scheut; de stekje; de loot

Palabras relacionadas con "loot":

  • lootten, lootje, lootjes

loten:

loten verbo (loot, lootte, lootten, geloot)

  1. loten
    verloten; loten
    • verloten verbo (verloot, verlootte, verlootten, verloot)
    • loten verbo (loot, lootte, lootten, geloot)

Conjugaciones de loten:

o.t.t.
  1. loot
  2. loot
  3. loot
  4. loten
  5. loten
  6. loten
o.v.t.
  1. lootte
  2. lootte
  3. lootte
  4. lootten
  5. lootten
  6. lootten
v.t.t.
  1. heb geloot
  2. hebt geloot
  3. heeft geloot
  4. hebben geloot
  5. hebben geloot
  6. hebben geloot
v.v.t.
  1. had geloot
  2. had geloot
  3. had geloot
  4. hadden geloot
  5. hadden geloot
  6. hadden geloot
o.t.t.t.
  1. zal loten
  2. zult loten
  3. zal loten
  4. zullen loten
  5. zullen loten
  6. zullen loten
o.v.t.t.
  1. zou loten
  2. zou loten
  3. zou loten
  4. zouden loten
  5. zouden loten
  6. zouden loten
diversen
  1. loot!
  2. loot!
  3. geloot
  4. lotend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Palabras relacionadas con "loten":