Resumen
Sinónimos en neerlandés:   más información...
  1. loten:
  2. lot:


Neerlandés

Sinónimos detallados de loten en neerlandés

loten:

loten verbo (loot, lootte, lootten, geloot)

  1. loten
    verloten; loten
    • verloten verbo (verloot, verlootte, verlootten, verloot)
    • loten verbo (loot, lootte, lootten, geloot)

Conjugaciones de loten:

o.t.t.
  1. loot
  2. loot
  3. loot
  4. loten
  5. loten
  6. loten
o.v.t.
  1. lootte
  2. lootte
  3. lootte
  4. lootten
  5. lootten
  6. lootten
v.t.t.
  1. heb geloot
  2. hebt geloot
  3. heeft geloot
  4. hebben geloot
  5. hebben geloot
  6. hebben geloot
v.v.t.
  1. had geloot
  2. had geloot
  3. had geloot
  4. hadden geloot
  5. hadden geloot
  6. hadden geloot
o.t.t.t.
  1. zal loten
  2. zult loten
  3. zal loten
  4. zullen loten
  5. zullen loten
  6. zullen loten
o.v.t.t.
  1. zou loten
  2. zou loten
  3. zou loten
  4. zouden loten
  5. zouden loten
  6. zouden loten
diversen
  1. loot!
  2. loot!
  3. geloot
  4. lotend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Palabras relacionadas con "loten":


loten forma de lot:

lot [de ~] sustantivo

  1. de lot
    de lotsbestemming; de lot
  2. de lot
    de lot; loterijlot

Palabras relacionadas con "lot":