Resumen
Sinónimos en neerlandés:   más información...
  1. loven:
  2. loof:


Neerlandés

Sinónimos detallados de loven en neerlandés

loven:

loven verbo (loof, looft, loofde, loofden, geloofd)

  1. loven
    loven; prijzen; roemen; zich lovend uitlaten; vereren
    • loven verbo (loof, looft, loofde, loofden, geloofd)
    • prijzen verbo (prijs, prijst, prijsde, prijsden, geprijsd)
    • roemen verbo (roem, roemt, roemde, roemden, geroemd)
    • vereren verbo (vereer, vereert, vereerde, vereerden, vereerd)

Conjugaciones de loven:

o.t.t.
  1. loof
  2. looft
  3. looft
  4. loven
  5. loven
  6. loven
o.v.t.
  1. loofde
  2. loofde
  3. loofde
  4. loofden
  5. loofden
  6. loofden
v.t.t.
  1. heb geloofd
  2. hebt geloofd
  3. heeft geloofd
  4. hebben geloofd
  5. hebben geloofd
  6. hebben geloofd
v.v.t.
  1. had geloofd
  2. had geloofd
  3. had geloofd
  4. hadden geloofd
  5. hadden geloofd
  6. hadden geloofd
o.t.t.t.
  1. zal loven
  2. zult loven
  3. zal loven
  4. zullen loven
  5. zullen loven
  6. zullen loven
o.v.t.t.
  1. zou loven
  2. zou loven
  3. zou loven
  4. zouden loven
  5. zouden loven
  6. zouden loven
en verder
  1. ben geloofd
  2. bent geloofd
  3. is geloofd
  4. zijn geloofd
  5. zijn geloofd
  6. zijn geloofd
diversen
  1. loof!
  2. looft!
  3. geloofd
  4. lovend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Palabras relacionadas con "loven":


loof:

loof [het ~] sustantivo

  1. het loof
    het loof; het lover
    • loof [het ~] sustantivo
    • lover [het ~] sustantivo

Palabras relacionadas con "loof":