Neerlandés
Sinónimos detallados de maf en neerlandés
maf:
-
maf
gek; mesjogge; krankjorum; achterlijk; gestoord; niet goed snik; stupide; zot; maf; idioot; krankzinnig; idioterig; geschift-
gek adj.
-
mesjogge adj.
-
krankjorum adj.
-
achterlijk adj.
-
gestoord adj.
-
niet goed snik adj.
-
stupide adj.
-
zot adj.
-
maf adj.
-
idioot adj.
-
krankzinnig adj.
-
idioterig adj.
-
geschift adj.
-
-
maf
-
maf
-
maf
-
de maf
– waar je om moet lachen 1 -
de maf
– wie erg raar doet, zijn verstand kwijt is 1
Sinónimos alternativos de "maf":
Antónimos de "maf":
Definiciones relacionadas de "maf":
maf forma de maffen:
-
maffen
Conjugaciones de maffen:
o.t.t.
- maf
- maft
- maft
- maffen
- maffen
- maffen
o.v.t.
- mafte
- mafte
- mafte
- maften
- maften
- maften
v.t.t.
- heb gemaft
- hebt gemaft
- heeft gemaft
- hebben gemaft
- hebben gemaft
- hebben gemaft
v.v.t.
- had gemaft
- had gemaft
- had gemaft
- hadden gemaft
- hadden gemaft
- hadden gemaft
o.t.t.t.
- zal maffen
- zult maffen
- zal maffen
- zullen maffen
- zullen maffen
- zullen maffen
o.v.t.t.
- zou maffen
- zou maffen
- zou maffen
- zouden maffen
- zouden maffen
- zouden maffen
diversen
- maf!
- maft!
- gemaft
- maffend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze