Resumen
Sinónimos en neerlandés:   más información...
  1. martelen:


Neerlandés

Sinónimos detallados de martelen en neerlandés

martelen:

martelen verbo (martel, martelt, martelde, martelden, gemarteld)

  1. martelen
    martelen; kwellen; folteren; pijnigen
    • martelen verbo (martel, martelt, martelde, martelden, gemarteld)
    • kwellen verbo (kwel, kwelt, kwelde, kwelden, gekweld)
    • folteren verbo (folter, foltert, folterde, folterden, gefolterd)
    • pijnigen verbo (pijnig, pijnigt, pijnigde, pijnigden, gepijnigd)

Conjugaciones de martelen:

o.t.t.
  1. martel
  2. martelt
  3. martelt
  4. martelen
  5. martelen
  6. martelen
o.v.t.
  1. martelde
  2. martelde
  3. martelde
  4. martelden
  5. martelden
  6. martelden
v.t.t.
  1. heb gemarteld
  2. hebt gemarteld
  3. heeft gemarteld
  4. hebben gemarteld
  5. hebben gemarteld
  6. hebben gemarteld
v.v.t.
  1. had gemarteld
  2. had gemarteld
  3. had gemarteld
  4. hadden gemarteld
  5. hadden gemarteld
  6. hadden gemarteld
o.t.t.t.
  1. zal martelen
  2. zult martelen
  3. zal martelen
  4. zullen martelen
  5. zullen martelen
  6. zullen martelen
o.v.t.t.
  1. zou martelen
  2. zou martelen
  3. zou martelen
  4. zouden martelen
  5. zouden martelen
  6. zouden martelen
en verder
  1. ben gemarteld
  2. bent gemarteld
  3. is gemarteld
  4. zijn gemarteld
  5. zijn gemarteld
  6. zijn gemarteld
diversen
  1. martel!
  2. martelt!
  3. gemarteld
  4. martelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze