Resumen
Sinónimos en neerlandés:   más información...
  1. meesturen:


Neerlandés

Sinónimos detallados de meesturen en neerlandés

meesturen:

meesturen verbo (stuur mee, stuurt mee, stuurde mee, stuurden mee, meegestuurd)

  1. meesturen
    meesturen; meezenden; meegeven
    • meesturen verbo (stuur mee, stuurt mee, stuurde mee, stuurden mee, meegestuurd)
    • meezenden verbo (zend mee, zendt mee, zond mee, zonden mee, meegezonden)
    • meegeven verbo (geef mee, geeft mee, gaf mee, gaven mee, meegegeven)

Conjugaciones de meesturen:

o.t.t.
  1. stuur mee
  2. stuurt mee
  3. stuurt mee
  4. sturen mee
  5. sturen mee
  6. sturen mee
o.v.t.
  1. stuurde mee
  2. stuurde mee
  3. stuurde mee
  4. stuurden mee
  5. stuurden mee
  6. stuurden mee
v.t.t.
  1. heb meegestuurd
  2. hebt meegestuurd
  3. heeft meegestuurd
  4. hebben meegestuurd
  5. hebben meegestuurd
  6. hebben meegestuurd
v.v.t.
  1. had meegestuurd
  2. had meegestuurd
  3. had meegestuurd
  4. hadden meegestuurd
  5. hadden meegestuurd
  6. hadden meegestuurd
o.t.t.t.
  1. zal meesturen
  2. zult meesturen
  3. zal meesturen
  4. zullen meesturen
  5. zullen meesturen
  6. zullen meesturen
o.v.t.t.
  1. zou meesturen
  2. zou meesturen
  3. zou meesturen
  4. zouden meesturen
  5. zouden meesturen
  6. zouden meesturen
en verder
  1. ben meegestuurd
  2. bent meegestuurd
  3. is meegestuurd
  4. zijn meegestuurd
  5. zijn meegestuurd
  6. zijn meegestuurd
diversen
  1. stuur mee!
  2. stuurt mee!
  3. meegestuurd
  4. meesturend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze