Resumen
Sinónimos en neerlandés:   más información...
  1. munten:
  2. munt:


Neerlandés

Sinónimos detallados de munten en neerlandés

munten:

munten verbo (munt, muntte, muntten, gemunt)

  1. munten
    munten
    • munten verbo (munt, muntte, muntten, gemunt)

Conjugaciones de munten:

o.t.t.
  1. munt
  2. munt
  3. munt
  4. munten
  5. munten
  6. munten
o.v.t.
  1. muntte
  2. muntte
  3. muntte
  4. muntten
  5. muntten
  6. muntten
v.t.t.
  1. heb gemunt
  2. hebt gemunt
  3. heeft gemunt
  4. hebben gemunt
  5. hebben gemunt
  6. hebben gemunt
v.v.t.
  1. had gemunt
  2. had gemunt
  3. had gemunt
  4. hadden gemunt
  5. hadden gemunt
  6. hadden gemunt
o.t.t.t.
  1. zal munten
  2. zult munten
  3. zal munten
  4. zullen munten
  5. zullen munten
  6. zullen munten
o.v.t.t.
  1. zou munten
  2. zou munten
  3. zou munten
  4. zouden munten
  5. zouden munten
  6. zouden munten
en verder
  1. is gemunt
  2. zijn gemunt
diversen
  1. munt!
  2. munt!
  3. gemunt
  4. muntend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Palabras relacionadas con "munten":


munten forma de munt:

munt [de ~ (m)] sustantivo

  1. de munt
    de munt; plaatje als herkenningsteken; de penning
  2. de munt
    de munt; de muntstuk; de penning; de geldstuk
  3. de munt
    de munt; de muntstuk

munt [de ~] sustantivo

  1. de munt
    – betaalmiddel van metaal 1
    de munt
    – betaalmiddel van metaal 1
    • munt [de ~] sustantivo
      • ik had drie munten in mijn portemonnee1
  2. de munt
    – plant met pepermuntsmaak 1
    de munt
    – plant met pepermuntsmaak 1
    • munt [de ~] sustantivo
      • een beetje munt in de thee is erg lekker1

Palabras relacionadas con "munt":


Sinónimos alternativos de "munt":


Definiciones relacionadas de "munt":

  1. betaalmiddel van metaal1
    • ik had drie munten in mijn portemonnee1
  2. plant met pepermuntsmaak1
    • een beetje munt in de thee is erg lekker1