Neerlandés

Sinónimos detallados de nalaten en neerlandés

nalaten:

nalaten verbo (laat na, liet na, lieten na, nagelaten)

  1. nalaten
    veronachtzamen; nalaten
    • veronachtzamen verbo (veronachtzaam, veronachtzaamt, veronachtzaamde, veronachtzaamden, veronachtzaamd)
    • nalaten verbo (laat na, liet na, lieten na, nagelaten)
  2. nalaten
    vermaken; nalaten; legateren; vererven
    • vermaken verbo (vermaak, vermaakt, vermaakde, vermaakden, vermaakt)
    • nalaten verbo (laat na, liet na, lieten na, nagelaten)
    • legateren verbo (legateer, legateert, legateerde, legateerden, gelegateerd)
    • vererven verbo (vererf, vererft, vererfde, vererfden, verorven)
  3. nalaten
    achterlaten; nalaten
    • achterlaten verbo (laat achter, liet achter, lieten achter, achtergelaten)
    • nalaten verbo (laat na, liet na, lieten na, nagelaten)
  4. nalaten
    nalaten; vermaken; iemand iets nalaten

Conjugaciones de nalaten:

o.t.t.
  1. laat na
  2. laat na
  3. laat na
  4. laten na
  5. laten na
  6. laten na
o.v.t.
  1. liet na
  2. liet na
  3. liet na
  4. lieten na
  5. lieten na
  6. lieten na
v.t.t.
  1. heb nagelaten
  2. hebt nagelaten
  3. heeft nagelaten
  4. hebben nagelaten
  5. hebben nagelaten
  6. hebben nagelaten
v.v.t.
  1. had nagelaten
  2. had nagelaten
  3. had nagelaten
  4. hadden nagelaten
  5. hadden nagelaten
  6. hadden nagelaten
o.t.t.t.
  1. zal nalaten
  2. zult nalaten
  3. zal nalaten
  4. zullen nalaten
  5. zullen nalaten
  6. zullen nalaten
o.v.t.t.
  1. zou nalaten
  2. zou nalaten
  3. zou nalaten
  4. zouden nalaten
  5. zouden nalaten
  6. zouden nalaten
diversen
  1. laat na!
  2. laat na!
  3. nagelaten
  4. nalatend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Sinónimos relacionados de nalaten