Resumen
Sinónimos en neerlandés:   más información...
  1. nalopen:


Neerlandés

Sinónimos detallados de nalopen en neerlandés

nalopen:

nalopen verbo (loop na, loopt na, liep na, liepen na, nagelopen)

  1. nalopen
    volgen; achternagaan; nalopen; achternalopen
    • volgen verbo (volg, volgt, volgde, volgden, gevolgd)
    • achternagaan verbo (ga achterna, gaat achterna, ging achterna, gingen achterna, achternagegaan)
    • nalopen verbo (loop na, loopt na, liep na, liepen na, nagelopen)
    • achternalopen verbo (loop achterna, loopt achterna, liep achterna, liepen achterna, achternagelopen)

Conjugaciones de nalopen:

o.t.t.
  1. loop na
  2. loopt na
  3. loopt na
  4. lopen na
  5. lopen na
  6. lopen na
o.v.t.
  1. liep na
  2. liep na
  3. liep na
  4. liepen na
  5. liepen na
  6. liepen na
v.t.t.
  1. ben nagelopen
  2. bent nagelopen
  3. is nagelopen
  4. zijn nagelopen
  5. zijn nagelopen
  6. zijn nagelopen
v.v.t.
  1. was nagelopen
  2. was nagelopen
  3. was nagelopen
  4. waren nagelopen
  5. waren nagelopen
  6. waren nagelopen
o.t.t.t.
  1. zal nalopen
  2. zult nalopen
  3. zal nalopen
  4. zullen nalopen
  5. zullen nalopen
  6. zullen nalopen
o.v.t.t.
  1. zou nalopen
  2. zou nalopen
  3. zou nalopen
  4. zouden nalopen
  5. zouden nalopen
  6. zouden nalopen
en verder
  1. heb nagelopen
  2. hebt nagelopen
  3. heeft nagelopen
  4. hebben nagelopen
  5. hebben nagelopen
  6. hebben nagelopen
diversen
  1. loop na!
  2. loopt na!
  3. nagelopen
  4. nalopend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze