Resumen
Sinónimos en neerlandés:   más información...
  1. natrekken:


Neerlandés

Sinónimos detallados de natrekken en neerlandés

natrekken:

natrekken verbo (trek na, trekt na, trok na, trokken na, nagetrokken)

  1. natrekken
    checken; verifiëren; natrekken; nagaan
    • checken verbo (check, checkt, checkte, checkten, gecheckt)
    • verifiëren verbo (verifiëer, verifiëert, verifiëerde, verifiëerden, geverifiëerd)
    • natrekken verbo (trek na, trekt na, trok na, trokken na, nagetrokken)
    • nagaan verbo (ga na, gaat na, ging na, gingen na, nagegaan)

Conjugaciones de natrekken:

o.t.t.
  1. trek na
  2. trekt na
  3. trekt na
  4. trekken na
  5. trekken na
  6. trekken na
o.v.t.
  1. trok na
  2. trok na
  3. trok na
  4. trokken na
  5. trokken na
  6. trokken na
v.t.t.
  1. heb nagetrokken
  2. hebt nagetrokken
  3. heeft nagetrokken
  4. hebben nagetrokken
  5. hebben nagetrokken
  6. hebben nagetrokken
v.v.t.
  1. had nagetrokken
  2. had nagetrokken
  3. had nagetrokken
  4. hadden nagetrokken
  5. hadden nagetrokken
  6. hadden nagetrokken
o.t.t.t.
  1. zal natrekken
  2. zult natrekken
  3. zal natrekken
  4. zullen natrekken
  5. zullen natrekken
  6. zullen natrekken
o.v.t.t.
  1. zou natrekken
  2. zou natrekken
  3. zou natrekken
  4. zouden natrekken
  5. zouden natrekken
  6. zouden natrekken
en verder
  1. ben nagetrokken
  2. bent nagetrokken
  3. is nagetrokken
  4. zijn nagetrokken
  5. zijn nagetrokken
  6. zijn nagetrokken
diversen
  1. trek na!
  2. trekt na!
  3. nagetrokken
  4. natrekkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze