Neerlandés

Sinónimos detallados de natuurlijk en neerlandés

natuurlijk:

natuurlijk adj.

  1. natuurlijk
  2. natuurlijk
  3. natuurlijk
  4. natuurlijk
  5. natuurlijk
    – precies als in de werkelijkheid 1
    de waar; natuurlijk; echt; werkelijk; heus
    – precies als in de werkelijkheid 1
    • waar [de ~] sustantivo
      • het is een waar gebeurd verhaal1
    • natuurlijk adj.
      • zij speelt die rol heel natuurlijk1
    • echt adj.
      • is het echt gebeurd?1
    • werkelijk adj.
      • hij noemt zich Leo, maar dat is niet zijn werkelijke naam1
    • heus adj.
      • is het heus?1
  6. natuurlijk
    – alles wat te maken heeft met de natuur 1
    natuurlijk
    – alles wat te maken heeft met de natuur 1
    • natuurlijk adj.
      • ik hou van een natuurlijke versiering met de kerst1
  7. natuurlijk
    – wat iedereen zo begrijpt 1
    natuurlijk; vanzelfsprekend; uiteraard; vanzelf
    – wat iedereen zo begrijpt 1
    • natuurlijk adj.
      • Jan heeft natuurlijk weer een 10 voor dat proefwerk1
    • vanzelfsprekend adj.
      • vanzelfsprekend neem ik een cadeautje voor je mee1
    • uiteraard adv.
      • we blijven op oudejaarsavond uiteraard wakker tot na twaalven1
    • vanzelf adv.
      • doe je mee? vanzelf!1

Palabras relacionadas con "natuurlijk":

  • natuurlijkheid, natuurlijker, natuurlijkere, natuurlijkst, natuurlijkste, natuurlijke

Sinónimos alternativos de "natuurlijk":


Antónimos de "natuurlijk":


Definiciones relacionadas de "natuurlijk":

  1. precies als in de werkelijkheid1
    • zij speelt die rol heel natuurlijk1
  2. alles wat te maken heeft met de natuur1
    • ik hou van een natuurlijke versiering met de kerst1
  3. wat iedereen zo begrijpt1
    • Jan heeft natuurlijk weer een 10 voor dat proefwerk1